Iedereen die geen kunstmest wilt gebruiken om planten van stikstof te voorzien, zal zelf stikstofrijke planten moeten kweken of stikstofrijke organische plantenvoeding moeten kopen. Vooral wanneer je weinig ruimte hebt, is het niet te vermijden om plantenvoeding te kopen. In dit artikel bespreken we eerst hoe organische plantenvoeding door micro-organismen wordt afgebroken zodat planten meer stikstof uit de bodem kunnen opnemen. Daarna bespreken we welke soorten plantenvoeding op basis van plantaardig materiaal, poep van dieren, en afval van de slachterij er zijn die gebruikt kunnen worden om het stikstofgehalte van de bodem te verhogen. De manier waarop micro-organismen organische plantenvoeding omzetten in ammonium en nitraat is heel interessant, maar voor sommige een te lang verhaal. Ben je alleen op zoek naar praktische tips over het gebruik van organische plantenvoeding, scrol dan gerust wat verder naar onder in dit artikel naar het stuk waar we verschillende soorten organische plantenvoeding bespreken.
De afbraak van stikstofrijk organisch materiaal in ammonium en nitraat
Wanneer er een blad van een plant valt, een muis een keutel uit poept, of een insect dood neer valt, dan komt er organisch materiaal op de bodem terecht. Organisch materiaal is dan ook een verzamelnaam voor al het “afval” van dat door alles wat leeft in de aarde geproduceerd wordt. Dit kunnen dus hele planten of dieren zijn die dood zijn gegaan, maar ook het materiaal dat levende planten en dieren laten vallen, zoals herfstbladeren of ontlasting. Daarnaast omvat organisch materiaal ook al het materiaal dat afkomstig is van planten en dieren dat mensen bewust aan de aarde toevoegen, zoals zelf gekweekte plantenresten waarvan bekend is dat ze rijk zijn aan stikstof of organische plantenvoeding uit een doos. Overigens valt onnatuurlijk afval dat allen in een fabrieken kan ontstaan, zoals plastic zakjes of frisdrank blikjes, niet tot de groep organische materiaal.
Wanneer het organische materiaal meer dan 1,5% stikstof bevat, dan wordt het meestal gerekend tot de groep stikstofrijk organische materiaal dat gebruikt kan worden om planten van stikstof te voorzien. Ondanks dat organisch materiaal bijvoorbeeld 7% stikstof bevat, betekent dit niet dat planten ook meteen extra stikstof kunnen opnemen wanneer dit in de bodem terecht komt. Dit geldt zowel voor zelf gekweekt organisch materiaal als voor gekochte organische plantenvoeding. Dat planten niet meteen meer stikstof kunnen opnemen wanneer er stikstofrijk organisch materiaal aan de bodem wordt toegevoegd komt, omdat de stikstof nog “gevangen” zit in de proteïne moleculen. Proteïne, die ook wel eiwitten worden genoemd, zijn helaas te groot om door de openingen in de wortels van planten te gaan. Om de stikstof uit organisch materiaal te kunnen opnemen, moeten de proteïne moleculen en andere moleculen die veel stikstof bevatten, eerst door goede micro-organismen bewerkt worden. Dit gebeurt in enkele stappen, die we hieronder uitleggen.
Proteolyse: van proteïne naar peptide en losse aminozuren
Een proteïne is een soort lange ketting, waarvan de kralen gemaakt zijn van aminozuren. Aminozuren bestaan op hun beurt weer uit verschillende deeltjes, waaronder in ieder geval stikstof (N), waterstof (H), koolstof (C) en zuurstof (O). De proteïne moeten door goede micro-organismen kleiner gemaakt worden voordat planten ze kunnen opnemen.
De eerste stap in de afbraak van de proteïne in het organische materiaal heet proteolyse. Dit deel van het afbraakproces wordt door verschillende soorten micro-organismen gedaan. Hele proteïne zijn ook voor micro-organismen te groot om te worden opgenomen. Dit komt, omdat ze geen mond met tanden hebben zoals wij. Toch hebben micro-organismen, net als planten en dieren, stikstofverbindingen nodig om te overleven. Een groot deel van hun cellen bestaan namelijk uit proteïne. Om de stikstof op te nemen die nodig is om deze proteïne te maken, scheiden micro-organismen daarom protease uit in de grond uit. Protease is een enzym dat de proteïnen waarmee het in aanraking komt als het ware in stukjes knipt. Hierdoor ontstaan peptide, ofwel kleine groepjes van aminozuren die nog aan elkaar plakken, en losse aminozuren. De kleinere peptiden en losse aminozuren kunnen wel door de micro-organismen geabsorbeerd worden, waardoor zij aan hun stikstof kunnen komen.
Overigens worden niet alleen proteïne in peptide en losse aminozuren afgebroken tijdens de proteolyse, maar kan ook chitine, de stof die in de celwanden van schimmels, insecten en schaaldieren zit, peptidoglycaan, de stof die celwanden van bacteriën verstevigt, en nucleïnezuur, waartoe DNA en RNA behoren. Het afbraakproces van deze stoffen is vergelijkbaar met de afbraak van proteïne.
Stikstof mineralisatie: van losse aminozuren naar ammonium
Na de proteolyse blijven er meestal losse aminozuren over, die verder afgebroken kunnen worden in ammonium. Planten kunnen losse aminozuren en kleine peptide opnemen. Ondanks dat planten dit kunnen, doen de meeste dit liever niet, omdat het veel energie kost om ze te kunnen gebruiken. In plaats daarvan nemen planten liever ammonium of nitraat op uit de grond. Dit komt, omdat het voor de plant minder energie kost om ammonium of nitraat te gebruiken dan peptiden of losse aminozuren.
Gelukkig zit een gezonde bodem vol micro-organismen, meestal bacteriën, die aminozuren kunnen omzetten in ammonium. Dit proces wordt ook wel ammonificatie of stikstof mineralisatie genoemd. Tijdens de ammonificatie worden losse aminozuren eerst afgebroken in ammoniak, dat later ammonium wordt. De ammoniak die bij het afbreken van aminozuren ontstaat, is bij normale buitentemperaturen een gas. De ammoniak zit in eerste instantie dan ook in de vorm van gasbelletjes tussen de vaste deeltjes, zoals kleideeltjes en humusdeeltjes, waaruit de grond bestaat. Zodra de luchtbelletjes in aanraking komen met water, dat ook tussen de gronddeeltjes zit opgeslagen, verandert het in ammonium.
Micro-organismen gebruiken zelf een groot deel van het ammonium dat bij de afbraak van aminozuren vrij komt. Dit doen ze om de proteïne te kunnen maken die hun eigen lichaam nodig heeft. Als er meer ammonium vrijkomt door het afbreken van de aminozuren dan de micro-organismen nodig hebben, dan stijgt het ammoniumgehalte in de grond. De overtollige ammonium kan dan door de wortels van planten worden opgenomen of door micro-organismen verder worden afgebroken tot nitraat.
Nitrificatie: van ammonium naar nitraat
Micro-organismen kunnen ammonium verder afbreken in nitraat. Dit wordt in twee stappen gedaan. Eerst zetten Nitrosomonas bacteriën ammonium in nitriet. Het nitriet dat ontstaan is wordt vervolgens door Nitrobacter bacteriën omgezet in nitraat. De twee bacteriën die nodig zijn om ammonium in nitraat om te zetten zijn chemotrofe bacteriën. Dit betekent dat ze door het afbreken van het ammonium en het nitriet energie krijgen. Ze hebben dus geen koolhydraten, zoals suiker of zetmeel, nodig om aan hun energie te komen. Om het ammonium af te breken is er wel zuurstof nodig, daarom kan nitrificatie niet plaats vinden wanneer de aarde te nat is.
Nitrificatie kan alleen plaats vinden wanneer de pH waarde van de grond niet te zuur is, en de pH waarde minimaal 6,0 pH of hoger is. Wanneer Nitrosomonas en Nitrobacter bacteriën ammonium omzetten in nitraat, komen er losse protonen vrij. Deze protonen zorgen ervoor dat de pH waarde van de grond lager, ofwel zuurder, wordt. Onder natuurlijke omstandigheden wordt de nitrificatie van ammonium daardoor na een tijdje gestopt als deze protonen in de grond blijven zitten.
De hoeveelheid ammonium die organische plantenvoeding oplevert
De producten die gebruikt kunnen worden als organische plantenvoeding verschillen in hun chemische samenstelling. Stel dat je een kippenei in de grond zou stoppen, dan is het logisch dat er hierdoor veel meer proteïne, en dus stikstof, in de grond terecht komt dan wanneer er een bleekselderij stengel in de grond wordt gestopt. De chemische samenstelling van het organische materiaal dat in de grond terecht komt, bepaald daarom ook hoeveel ammonium en nitraat er uiteindelijk in de grond terecht komt.
Het lichaam van een micro-organismen bevat gemiddeld tien koolstofdeeltjes per stikstofdeeltje. Echter, ongeveer twee derde van de koolstofdeeltjes die en micro-organismen eet gaan verloren in de vorm van koolstofdioxide. Om te overleven zou het perfecte dieet van een micro-organismen daarom bestaan uit materiaal vijfentwintig koolstofdeeltjes per stikstofdeeltje bestaan. Het micro-organisme zou dan tien koolstofdeeltjes en één stikstofdeeltje gebruiken als bouwsteen en zou vijftien koolstofdeeltjes uitscheiden in de vorm van koolstofdioxide. Een micro-organisme komt dan niets te kort, maar krijgt ook niets te veel.
Wanneer er organisch materiaal aan de grond toegevoegd wordt met meer dan vijfentwintig koolstofdeeltjes per stikstofdeeltje bevat, dan moet de micro-organismen op zoek naar stikstof in de grond om aan voldoende stikstof te komen. Ze absorberen dan het ammonium op uit de grond dat in het verleden al was vrij gekomen was door het afbreken van organisch materiaal. Stel dat het organische materiaal vijftig koolstofdeeltjes per stikstofdeeltje bevat, dan moeten ze dus één stikstofdeeltje uit een ammonium molecuul uit de grond halen. Hierdoor neemt de hoeveelheid ammonium die in de grond zit dus af. Wanneer er veel organisch materiaal in de bodem terecht komt met een koolstof:stikstof ratio van meer dan vijfentwintig deeltjes per stikstofdeeltje, dan kunnen planten in ieder geval op de korte termijn een tekort aan stikstof ervaren.
Wanneer er organisch materiaal in de bodem terecht komt dat minder dan vijfentwintig koolstofdeeltjes per stikstofdeeltjes, dan is er voor de micro-organismen zelf niets aan de hand. Het teveel aan stikstof wordt namelijk uitgescheiden in de vorm van ammonium. Stel dat er organisch materiaal met vijf koolstofdeeltjes per stikstofdeeltje in de bodem komt, dan zullen er vier ammonium moleculen in de grond terecht komen voor elke vijfentwintig koolstofdeeltjes die het micro-organismen absorbeert. Hierdoor kunnen de planten die in de bodem groeien dus meer stikstof op nemen dan voordat het organische materiaal in de bodem terecht kwam.
Om planten van stikstof te voorzien door organische plantenvoeding te gebruiken, is het dus nodig om producten te kiezen die minder dan vijfentwintig koolstofdeeltjes per stikstof deeltje bevatten. Gelukkig is de koolstof:stikstof ratio van veel soorten organisch materiaal bekend, waardoor het eenvoudig is om te bepalen of een bepaald product geschikt is om het stikstofgehalte van de bodem te verhogen. Mocht er van een bepaalde soort organische plantenvoeding of organisch materiaal niet bekend zijn wat de koolstof:stikstof ratio is, dan kun je er in ieder geval vanuit gaan dat producten met minder dan 1,5% stikstof de hoeveelheid ammonium vaak niet zal verhogen. Bij producten zonder bekende koolstof:stikstof ratio, maar met een totaal stikstof percentage hoger dan 1,5% is de kans groter dat het er ammonium in de grond terecht komt door het product, maar het blijft dan wel belangrijk om de planten goed te monitoren op de symptomen van een stikstof tekort.
De snelheid waarmee ammonium vrijkomt uit organische plantenvoeding
In de meeste gevallen wordt ongeveer de helft van de totale hoeveelheid stikstof die in een organische plantenvoeding of in organisch materiaal zit binnen drie tot zes maanden omgezet in ammonium. Over het algemeen wordt er maar weinig stikstof in ammonium omgezet wanneer de temperatuur laag is, onder de 15 graden Celsius, en wanneer de grond te droog of te nat is. In de herfst, winter en het begin van de lente is de snelheid van de ammonificatie daarom laag, terwijl het in de zomer juist heel hoog is, mits de grond vochtig wordt gehouden. De andere helft van de stikstof wordt opgeslagen in de vorm van humus, de stof die de aarde zwart maakt. De stikstof die in de humus zit wordt door klei en andere stoffen beschermd tegen de afbraak door micro-organismen. Hierdoor kan het jaren duren voordat deze stikstof vrij komt in de vorm van ammonium.
Plantaardige stikstofrijke plantenvoeding
Plantaardige stikstofrijke plantenvoeding wordt gemaakt van delen van planten die veel proteïne, ook wel eiwitten genoemd, bevatten. Planten die samenwerken met Rhizobium bacteriën bevatten meestal veel proteïne. Dit komt, omdat de Rhizobium bacteriën die in de wortels van deze planten leven stikstof uit die lucht om kunnen zetten in ammonium. Op die manier zijn deze planten dus niet afhankelijk van het ammonium en het nitraat dat in de grond terecht komt door de afbraak van resten van planten en dieren.
Veel van de planten die door hun samenwerking met Rhizobium bacteriën veel proteïne bevatten, worden ook door mensen gegeten om proteïne binnen te krijgen. Zo werkt de sojaplant, waarvan de sojabonen worden gebruikt om bijvoorbeeld tofoe te maken, samen met Rhizobium bacteriën. Doordat delen van deze planten door mensen worden gegeten, is er ook veel “afval” beschikbaar van deze planten. In veel landen wordt dit “afval” verwerkt tot plantenvoeding, maar in Nederland en België staat dit nog in de kinderschoenen. Om de proteïnerijke delen van de planten die met Rhizobium bacteriën samenwerken toch te kunnen gebruiken om op een veganistische, organische en biologische manier onze planten te voeden, zijn we hier vaak genoodzaakt om levensmiddelen te gebruiken die hiervan gemaakt zijn. Gelukkig is het assortiment daarvan wel groot, maar helaas zijn deze producten in vergelijking met plantenvoeding wel duur. Ook is het belangrijk om regelmatig te controleren of deze producten aan de regels en wetten voor het gebruik van bemesting voldoen.
Alle percentages en ratio's van de samenstelling van de verschillende soorten plantenvoeding zijn een schatting, die per merk en per batch verschillen.
Sojameel
Sojameel: 7% stikstof - 2% fosfor - 1% kalium - C:N ratio 5:1
Sojaplanten zijn waarschijnlijk de grootste leverancier van plantaardige proteïne. Inmiddels worden producten gemaakt van de bonen van de sojaplant, zoals tofoe en proteïne poeder, door veel mensen over de hele wereld gebruikt als vervanging voor dierlijke proteïne. Dat sojabonen veel proteïne bevatten komt, omdat sojaplanten samenwerken met Rhizobium bacteriën. Hierdoor zijn ze minder afhankelijk van de hoeveelheid stikstof die in de bodem zit.
Doordat sojabonen veel proteïne bevatten, zijn producten gemaakt van sojabonen ook geschikt als stikstofrijke organische plantenvoeding. Vooral ontvet sojameel bevat veel stikstofrijke proteïne. Vooral in de Verenigde Staten is ontvet sojameel goedkoop te verkrijgen, omdat het een restproduct is van de productie van sojaolie. Helaas wordt er in Europa een stuk minder sojaolie geproduceerd, waardoor ontvet sojameel een stuk duurder en moeilijker te verkrijgen is. Wanneer je sojameel wilt gebruiken om de aarde van stikstof te voorzien, dan kun je het beste op zoek naar ontvet sojameel of pure soja proteïne. Voorbeelden hiervan zijn Primeal Sojaproteine (gemaakt van ontvet sojameel) en Your Organic Nature Sojabrokken (gemaakt van gewoon en ontvet sojameel).
Pindameel
Pindameel: 8% stikstof - 1% fosfor - 1% kalium - C:N ratio 7:1
Ondanks dat pinda’s over het algemeen te vinden zijn in het noten schap van de supermarkt, zijn het eigenlijk bonen. Pindaplanten horen dan ook tot de vlinderbloemenfamilie. Doordat pindaplanten samenwerken met Rhizobium bacteriën, bevatten pinda’s een hoop proteïne. Doordat pinda’s veel proteïne bevatten, zijn ze ook een goede plantaardige bron om de grond van stikstof te voorzien.
Net als van sojabonen, wordt er van pinda’s ook olie gemaakt, waardoor er een vetvrije meel overblijft die rijk is aan proteïne. Net als ontvet sojameel is ook ontvet pindameel moeilijk in Europa te verkrijgen. Vooral bij winkels die natuurvoeding of sportvoeding verkopen lukt het soms om dit ontvette pindameel te vinden. Voorbeelden hiervan zijn Sukrin Pindameel (ontvet pindameel).
Alfalfa of luzerne hooi
Alfalfa of luzerne hooi: 2% stikstof - 0% fosfor - 2% kalium - C:N ratio 13:1
Hooi van de alfalfa, ofwel luzerne, plant bevat een hoge concentratie eiwitten. Dit komt, omdat de alfalfa planten samenwerken met stikstofbindende Rhizobium bacteriën. Anders dan stro en hooi van andere planten, is vooral hooi van jonge alfalfa planten daarom ook zeer geschikt om planten van stikstof te voorzien. Hoe jonger de alfalfa planten geoogst worden om er hooi van te maken, hoe lager de verhouding tussen de hoeveelheid koolstof- en stikstofdeeltjes in het hooi. Jong hoog bevat gemiddeld dertien koolstofdeeltjes per stikstof deeltjes, terwijl dit bij volwassen hooi rond de vijfentwintig koolstofdeeltjes per stikstof deeltje ligt. In het ergste geval, als het hooi volledig gemaakt zou zijn van oudere planten, dan zou het stikstof gehalte op de korte termijn niet veranderen door het toevoegen van alfalfa hooi.
Het voordeel van alfalfa hooi is dat het eenvoudig te verkrijgen is. Bij de meeste dierenwinkels kun je het in losse hooibalen of in samengeperste hooi brokken kopen. Voor in de tuin zijn de samengeperste brokken alfalfa hooi wellicht makkelijker, omdat ze minder makkelijk wegwaaien en makkelijker door de bovenste grondlaag gemixt kunnen worden. Er zijn verschillende merken alfalfa hooi te koop, bijvoorbeeld Subli Luzerne Hooi, Mercator Luzerne Brick, en Mijten Luzerne Korrels.
Lupine meel
Lupine meel: 6% stikstof - 0% fosfor - 0% kalium - C:N ratio 7:1
Lupine zaden worden een steeds bekender plantaardig alternatief voor dierlijke proteïne. Doordat de lupine plant samenwerkt met Rhizobium bacteriën, bevat deze plant veel stikstofrijke proteïne, zonder dat er grote hoeveelheden stikstof in de grond hoeven te zitten waar de lupine plant gekweekt wordt. Een ander voordeel van lupine is dat het gewoon in Europa gekweekt kan worden. Hierdoor is het gebruik van lupine producten om onszelf of de grond van stikstof te voorzien vaak minder belastend voor het milieu dan producten op basis van soja of pinda’s, die vaak van buiten Europa geïmporteerd worden.
Uiteraard is het niet handig om hele lupinezaden door de grond te werken, tenzij je graag een veld vol lupine wilt. Gemalen lupine zaden zijn voor de meeste kwekers met weinig ruimte daarom een betere optie. Lupine meel is tegenwoordig eenvoudig te verkrijgen. Voorbeelden hiervan zijn Woele Biologische Lupinemeel.
Producten op basis van dierlijke mest
De meeste soorten mest, ofwel poep en plas, zijn niet geschikt om het stikstofgehalte van de bodem te verhogen. Dit komt, omdat ze weinig stikstof bevatten. Zo bevat koeienmest vaak maar 0,25% stikstof. Daarnaast is de meeste mest die in zakken verkocht wordt gecomposteerd. Uit gecomposteerde mest komt helaas maar heel weinig stikstof vrij, vaak maar 30% of minder per jaar. De meeste soorten mest zijn daarom goed om bijvoorbeeld de structuur van de bodem te verbeteren, maar niet om het stikstofgehalte te verhogen. De enige uitzonderingen hierop zijn niet-gecomposteerde kippenmest en guano.
Alle percentages en ratio's van de samenstelling van de verschillende soorten plantenvoeding zijn een schatting, die per merk en per batch verschillen.
Kippenmest
Kippenmest: 4% stikstof - 3% fosfor - 3% kalium - C:N ratio 10:1
In tegenstelling tot de mest van koeien, varkens en andere boerderij dieren, bevat kippenmest relatief veel stikstof. Afhankelijk van de soort kip en hoeveel zaagsel er door de meest heen zit, bevat kippenmest 2 tot 6% stikstof. Daarnaast bevat kippenmest gemiddeld tien koolstofdeeltjes per stikstofdeeltjes, waardoor de stikstof makkelijk vrij kan komen. Niet-gecomposteerde kippenmest is daarom in theorie een goed product om de grond van stikstof te voorzien.
Het grootste probleem met kippenmest is de veiligheid. Onbewerkte kippenmest kan namelijk ziekteverwekkers, zoals salmonella en E. coli bevatten. Het is daarom af te raden om verse kippenmest van je eigen kippen te gebruiken. Zeker voor in de moestuin of voor in tuinen waar kinderen of huisdieren spelen, is het alleen aan te raden om commerciële kippenmest te gebruiken die volgens de fabrikant vrij is van ziekteverwekkers. Voorbeelden hiervan zijn Welkoop Gedroogde Kippenmest, Fertical Kippenmestkorrels en Fertisol Kippenmestkorrels. Kippenmest van je eigen kippen zou je eventueel wel kunnen composteren en daarna als bodemverbeteraar kunnen gebruiken, mits er een methoden gebruikt wordt waarbij de compost een hoge temperatuur bereikt.
Zeevogel of vleermuizen guano
Zeevogel guano: 12% stikstof - 0% fosfor - 0% kalium - C:N ratio 3:1 - Vleermuizen guano: 10% stikstof - 3% fosfor - 1% kalium - C:N ratio 3:1
Guano wordt gemaakt van de poep die zeevogels op rotswanden of vleermuizen in grotten achterlaten. Guano bevat meestal 8 tot 12% stikstof en heeft ook nog eens een laag koolstof:stikstof ratio van 3:1. Ondanks dat guano op papier zeer geschikt is om het stikstofgehalte van de bodem mee te verhogen, is guano niet altijd de meest diervriendelijke keuze. Het is vaak onduidelijk waar de guano die gebruikt wordt in plantenvoeding vandaan komt. In veel gevallen worden de zeevogel en vleermuizen kolonies verstoord door het oogsten van de guano. Tenzij de fabrikant aangeeft dat het samenwerkt met natuurorganisaties die erop toezien dat het oogsten van guano op een natuurvriendelijke manier gebeurd, is het wellicht beter om voor een andere organische plantenvoeding te kiezen. Voorbeelden van producten die guano bevatten zijn Franky's Flora Guano (van zeevogel guano) en Plagron Bat Guano (van vleermuizen guano).
Producten op basis van afval van de slachterij
Voor iedereen die vlees vis eet, is het gebruik van plantenvoeding op basis van slachtafval om de grond van stikstof te voorzien waarschijnlijk geen probleem. Sterker nog, omnivoren kunnen er voor zorgen dat de voedselkringloop weer iets beter sluit door het gebruik van plantenvoeding op basis van slachtafval om de grond te bemesten. Een groot deel van de dieren die geslacht worden om te eten, komt namelijk niet op ons bord terecht. Zo wordt er in de EU naar schatting maar 68% van de kip, 62% van het vorken en 54% van een koe geconsumeerd. De rest van de dieren wordt voor een groot deel verwerkt tot andere producten, zoals medicijnen of stikstofrijke, organische plantenvoeding.
Voor iedereen die vlees eet, kan het gebruik van plantenvoeding gemaakt van dierlijke producten een efficiënte manier zijn om de bodem van stikstofrijke proteïne te voorzien. Helaas is het op dit moment in de EU nog niet noodzakelijk dat de dieren die gebruikt worden om plantenvoeding van te maken ook op een biologische manier gehouden worden. Het kan dus zijn dat de dieren die gebruikt zijn voor het maken van de plantenvoeding zijn opgegroeid met weinig ruimte en antibiotica. Op dit moment is er nog weinig bekend van het effect van antibiotica in plantenvoeding op basis van mest of slachtafval op de gezondheid van mensen. Het kan dus zijn dat deze regels binnenkort gaan veranderen.
Alle percentages en ratio's van de samenstelling van de verschillende soorten plantenvoeding zijn een schatting, die per merk en per batch verschillen.
Bloedmeel
Bloedmeel: 14% stikstof - 0% fosfor - 0% kalium - C:N ratio 3:1
Bloedmeel wordt gemaakt van het bloed van geslachte dieren. Het bloed wordt gedroogd en verpulvert. Hierdoor is het veilig en makkelijk te gebruiken om de grond van stikstofrijke proteïne te zien. Bloedmeel zit namelijk vol met het proteïne hemoglobine, wat normaal zuurstof door het lichaam vervoerd en bloed zijn rode kleur geeft. Een ander voordeel van bloedmeel is dat het sporenelementen bevat, zoals ijzer en magnesium. Hierdoor doet het toevoegen van bloedmeel aan de aarde dus meer dan alleen het stikstofgehalte verhogen. Bloedmeel wordt door verschillende fabrikanten verkocht. Voorbeelden hiervan zijn DCM Bloedmeel en ECOStyle bloedmeel.
Hoorn- en hoefmeel
Hoorn- en hoefmeel: 14% stikstof - 1% fosfor - 0% kalium - C:N ratio 7:1
De horens en hoeven van dieren bevatten veel proteïne. Net als onze haren en nagels, bestaan voor onze horens en hoeven voor een groot deel uit de proteïne keratine. Onbewerkte horens en hoeven zijn erg hard, en daardoor moeilijk te gebruiken. Daarom worden deze meestal eerst verhit, waardoor ze makkelijker fijn te malen zijn. Hierdoor komt het stikstof dat in de horens en hoeven zit ook makkelijker vrij, waardoor de snelheid waarmee de stikstof in de proteïne omgezet wordt in ammonium vergelijkbaar is met de andere soorten dierlijke plantenvoeding. Voorbeelden van producten op basis van hoor- en/of hoefmeel zijn Viano Hoornmeel.
Verenmeel
Verenmeel: 15% stikstof - 0% fosfor - 0% kalium - C:N ratio 3:1
De veren van vogels zitten net als hoeven, horens en haar vol met stikstofrijke keratine. De meeste soorten verenkel bevatten maarliefst 15% stikstof, en bevat maar drie koolstofdeeltjes per stikstofdeeltje. Hierdoor zijn de veren die na het slachten van vogels overblijven een goede bron van stikstof voor de grond. De veren worden meestal gestoomd en verpulverd om de plantenvoeding verenmeel van te maken. Hierdoor worden eventuele ziekteverwekkers, zoals salmonella, uitgeschakeld en zijn de veren voor de micro-organismen in de bodem makkelijker af te breken.
Schapenwol
Schapenwol: 10% stikstof - 1% fosfor - 2% kalium - C:N ratio 5:1
Schapenwol is nog vrij onbekend als plantenvoeding. Toch lijkt wol qua samenstelling erg op hoef- en hoornmeel. Het bestaat namelijk ook voor een groot deel uit keratine. Hierdoor heeft schapenwol een laag koolstof-stikstof ratio van 5:1 en bevat schapenwol meestal 10% stikstof. Daarnaast worden de schapen waar de wol van afkomstig is vaak niet gedood, maar mogen ze na hun scheerbeurt weer de wei in. Hierdoor zou schapenwol voor veel vegetariërs wel een geschikt product zijn om de grond van stikstof te voorzien. Voorbeelden van plantenvoeding gemaakt van schapenwol zijn Schapenwollennoppen.
Lijst met verschillende soorten organische plantenvoeding
In de tabel hieronder hebben we de belangrijkste eigenschappen van de verschillende soorten organische plantenvoeding op een rijtje gezet. Staat er een soort stikstofrijke organische plantenvoeding nog niet tussen, laat het ons dan weten via Disqus formulier helemaal onderaan de pagina.
PLANTENVOEDING⬍ | CATEGORIE⬍ | % STIKSTOF⬍ | % FOSFOR⬍ | % KALIUM⬍ | C:N RATIO⬍ | VERKOOPPUNTEN |
---|---|---|---|---|---|---|
SOJAMEEL | PLANTAARDIG | 7 | 2 | 1 | 5 |
Primeal
sojaproteïne brokken (ontvet sojameel) Lucovitaal soja proteïne (ontvet sojameel) |
PINDAMEEL | PLANTAARDIG | 8 | 1 | 1 | 7 | Sukrin pindameel (ontvet pindameel) |
ALFALFA/LUZERNE HOOI (JONG GEOOGST) | PLANTAARDIG | 2 | 0 | 2 | 13 |
Luzerne hooi Metazoa luzerne brokken Mijten luzerne korrels |
LUPINE MEEL | PLANTAARDIG | 6 | 0 | 0 | 7 |
Primeal lupinemeel Woele lupinemeel |
KIPPENMEST | DIERLIJK | 4 | 3 | 3 | 10 |
Fertical kippenmestkorrels DCM Fecapol (zaagselmest) |
ZEEVOGEL GUANO | DIERLIJK | 12 | 18 | 1 | 3 | Frank's Flora Guano (zeevogel) |
VLEERMUIZEN GUANO | DIERLIJK | 10 | 3 | 1 | 3 | Plagron Bat Guano (mix) |
BLOEDMEEL | DIERLIJK | 14 | 0 | 0 | 3 |
ECOsyle bloedmeel DCM bloedmeel Viano bloedmeel |
HOORN- EN HOEFMEEL | DIERLIJK | 14 | 1 | 0 | 7 | Viano hoornmeel |
VERENMEEL | DIERLIJK | 15 | 0 | 0 | 3 |
|
SCHAPENWOL | DIERLIJK | 9 | 1 | 2 | 5 | Schapenwollennoppen |
Klik op de groene kopjes in de tabel om te sorteren.
Het verlies van stikstof uit de grond
Helaas zijn er niet alleen processen waardoor er stikstof verbindingen in de grond komen die planten kunnen opnemen, maar zijn er ook processen die ervoor zorgen dat er stikstof uit de grond verdwijnt. Deze processen zijn vaak niet goed voor het milieu, omdat het stikstof dat verdwijnt op andere plekken terecht komt waar het niet gewenst is. Ondanks dat het voor de meeste hobby kwekers onzinnig lijkt om het verlies van stikstof uit de aarde van de tuin te verminderen, kunnen heel veel hobby kwekers bij elkaar in ieder geval lokaal een verschil maken in de hoeveelheid stikstof die bijvoorbeeld in lokale natuurgebieden en sloten terecht komt.
Denitrificatie
Nitriet en nitraat moleculen bevatten niet alleen stikstof, maar ook zuurstof. Wanneer het zuurstofgehalte in de bodem te laag wordt, omdat de grond te nat is, dan kunnen micro-organismen nitriet en nitraat afbreken om aan zuurstof te komen. De stikstofdeeltjes uit het nitriet en nitraat komen dan in de lucht terecht in de vorm van onschuldig stikstofgas (N₂) of het broeikasgas distikstofmonoxide (N₂O). Dit proces wordt ook wel denitrificatie genoemd.
Zolang de grond niet verzadigd met water kan nitrificatie niet plaats vinden. Om stikstofverlies door nitrificatie te voorkomen is het dus vooral belangrijk om ervoor te zorgen dat er geen water in de grond blijft staan. Dit is überhaupt een goed idee, want wanneer er te veel water in de grond staat, dan kunnen de micro-organismen die organisch materiaal afbreken niet goed hun werk doen, kunnen de wortels van planten stikken door een tekort aan zuurstof, en kunnen schadelijke, ziekmakende micro-organismen de wortels van planten makkelijker infecteren. Zorg er daarom voor dat de structuur van de grond optimaal is, en kijk naar manieren om de afvoer van overtollig te verbeteren, bijvoorbeeld door het kweekbed te verhogen of plantenbakken te gebruiken die zeer veel drainage gaten hebben.
Wegstromend nitraat
Zoals eerder gezegd kan het ammonium dat in de grond zit door bacteriën eerst omgezet worden in nitraat. Dit is fijn, want veel planten nemen nitraat eenvoudiger op dan ammonium. Toch wordt de nitrificatie van ammonium in de grond over het algemeen niet als positief gezien. Ammonium is een negatief geladen ion, terwijl de klei en humusdeeltjes in de grond positief geladen zijn. Hierdoor kleeft het ammonium aan de klei en humusdeeltjes in de bodem, als een magneet. Nitraat daarentegen is negatief geladen. In de aarde zijn er geen grote, vaste deeltjes die positief geladen zijn waar de negatief geladen nitraat ionen aan kunnen blijven plakken. Het gevolg hiervan is dat zodra de aarde nat wordt, door regen of irrigatie, het nitraat met het overtollige water wegspoelt. Hierdoor zitten er in het deel van de bodem waarin de wortels van planten groeien minder opneembare stikstofverbindingen.
Door het wegstromen van nitraat, moet er dus meer stikstof in de bodem gestopt worden om te voorkomen dat planten een stikstof tekort krijgen. Daarnaast komt het nitraat dat via het water is weggestroomd vaak op plekken terecht waar het niet gewenst is, zoals in sloten waar het voor een extreme algen groei kan zorgen. Waar mogelijk, willen we de hoeveelheid ammonium die in nitraat wordt omgezet dus zo veel mogelijk beperken. De beste manier om dit te doen, is om de hoeveelheid overtollig ammonium in de bodem te beperken. Dit betekent dat er door de stikstof mineralisatie niet meer ammonium vrij komt dan de planten die in de bodem groeien. Om dit voor elkaar te krijgen, is er kennis nodig van de stikstof behoefte van de planten die in de bodem groeien en van de hoeveelheid stikstof die de meststoffen die aan de bodem worden toegevoegd bevatten. Door de vraag naar stikstof van planten en het aanbod van stikstof uit plantenvoeding in balans te houden, zit er weinig overtollig ammonium in de bodem dat door micro-organismen omgezet kan worden in nitraat.
Vervluchtiging van ammoniak
Zoals eerder gezegd zetten de micro-organismen in de grond aminozuren eerst om in ammoniak gas. Pas wanneer de ammoniak in aanraking komt met water dat in de grond zit verandert het in ammonium. Wanneer er in een korte tijd veel ammoniak vrijkomt, dan gaat er vaak een deel van de ammoniak verloren, omdat het vervluchtigt in de lucht. De vervluchtiging van ammoniak uit de grond is verre van ideaal om twee redenen. Ten eerste is stikstof bemesting kostbaar. Hoe meer stikstof er verloren gaat door vervluchtiging, hoe meer stikstof er door de bodem gemengd moet worden om planten hun benodigde stikstof te kunnen laten opnemen. Ten tweede komt de vervluchtigde ammoniak in wolken terecht, waar het weer in ammonium veranderd, doordat de ammoniak in contact komt met het water in de wolken. Wanneer het gaat regenen komt het ammonium met de regendruppels mee en valt het op de grond. Vaak leggen wolken een behoorlijke afstand af, waardoor het ammonium op plaatsen terecht kan komen waar de extra stikstof niet gewenst is.
Er zijn gelukkig verschillende manieren om het vervluchtigen van ammonium te beperken. In vergelijking met stikstofrijke kunstmest, en dan vooral ureum, gaat er bij het gebruik van stikstofrijke organische plantenvoeding weinig stikstof in de vorm van ammoniak verloren. Toch zijn er een aantal eenvoudige trucjes, die de vervluchtiging van ammoniak nog verder kunnen verlagen. Vooral wanneer het warm is en de grond regelmatig vochtig is, kunnen deze tips een groot verschil maken. In een warme, vochtige bodem worden er meer aminozuren omgezet in ammoniak, waardoor de kans groter is dat een deel hiervan vervluchtigd. Dit zou zonde zijn, omdat planten in een warme, vochtige grond vaak snel groeien, waar veel stikstof voor nodig is.
Een makkelijke manier om vervluchtiging tegen te gaan, is door de plantenvoeding door de bovenste vijf tot tien centimeter van de aarde te mengen. Hierdoor vervluchtigt er tussen de 60 tot 80% minder ammoniak dan wanneer de plantenvoeding bovenop de aarde wordt aangebracht. Verder kan het helpen om in de twee tot vier weken na het aanbrengen van de stikstofrijke organische plantenvoeding de bodem vochtig te houden. Wanneer de bodem vochtig is, dan is de kans groter dat de vrijgekomen ammoniak reageert met water tot ammonium. Hierdoor vervluchtigt er dus minder ammoniak in de lucht. Samen zorgen het mengen van de plantenvoeding door de bovenste grondlaag en het vochtig houden van de bodem ervoor dat de vervluchtiging van de ammoniak tot een minimum wordt beperkt.
Helaas is het moeilijk om de hoeveelheid ammoniak gas in de bodem te testen. Er bestaan gasmeters die ammoniak gas kunnen meten, maar deze zijn vaak niet geschikt voor het meten van gas in de grond, en ook nog eens behoorlijk prijzig. De enige test die iets van informatie kan verschaffen over de kans dat er te veel ammoniak gas uit de bodem verdwijnt, is een pH test. Het is bekend dat er vooral veel ammoniak gas vervluchtigd wanneer de pH waarde van de bodem boven de 8.0 pH is.
Vragen en opmerkingen
Het zelf kweken van groenten, fruit, kruiden en bloemen gaat meestal gemakkelijk, maar soms zit er ook wel eens wat tegen. Mocht je een vraag hebben over het kweken van planten, dan zullen wij deze zo goed mogelijk proberen te beantwoorden. Je kunt je vragen onderaan deze pagina stellen, via het Disqus formulier. Om naar het Disqus formulier te gaan, klik je op de “Stel een vraag!”-knop hieronder.
Bronnen en verder lezen
- Brown, M. A. (2004). The use of marine derived products and soybean meal as fertilizers in organic vegetable production.
- Böhme, M., Pinker, I., Grüneberg, H., & Herfort, S. (2010, August). Sheep wool as fertiliser for vegetables and flowers in organic farming. In XXVIII International Horticultural Congress on Science and Horticulture for People (IHC2010): International Symposium on 933 (pp. 195-202).
- Bremner, J. M., & Shaw, K. (1957). The mineralization of some nitrogenous materials in soil. Journal of the Science of Food and Agriculture, 8(6), 341-347.
- Cassity‐Duffey, K., Cabrera, M., Gaskin, J., Franklin, D., Kissel, D., & Saha, U. (2020). Nitrogen mineralization from organic materials and fertilizers: Predicting N release. Soil Science Society of America Journal, 84(2), 522-533.
- Ciavatta, C., Govi, M., Sitti, L., & Gessa, C. (1997). Influence of blood meal organic fertilizer on soil organic matter: a laboratory study. Journal of plant nutrition, 20(11), 1573-1591.
- Darby, H., Gupta, A., Calderwood, L., Cummings, E., Post, J., & Ziegler, S. (2015). Oilseed Meal as a Fertility Amendment in Sweet Corn.
- Du, L., & Liu, W. (2012). Occurrence, fate, and ecotoxicity of antibiotics in agro-ecosystems. A review. Agronomy for sustainable development, 32(2), 309-327.
- Eghball, B., Wienhold, B. J., Gilley, J. E., & Eigenberg, R. A. (2002). Mineralization of manure nutrients. Journal of Soil and Water Conservation, 57(6), 470-473.
- Fox, R. H., & Piekielek, W. P. (1988). Fertilizer N equivalence of alfalfa, birdsfoot trefoil, and red clover for succeeding corn crops. Journal of Production Agriculture, 1(4), 313-317.
- Gaskell, M., Smith, R., Mitchell, J., Koike, S. T., Fouche, C., Hartz, T., ... & Jackson, L. (2007). Soil fertility management for organic crops.
- Gaskell, M., & Smith, R. (2007). Nitrogen sources for organic vegetable crops. HortTechnology, 17(4), 431-441.
- Hadas, A., & Kautsky, L. (1994). Feather meal, a semi-slow-release nitrogen fertilizer for organic farming. Fertilizer Research, 38(2), 165-170.
- Hadas, A., & Rosenberg, R. (1992). Guano as a nitrogen source for fertigation in organic farming. Fertilizer research, 31(2), 209-214.
- Hartz, T. K., & Johnstone, P. R. (2006). Nitrogen availability from high-nitrogen-containing organic fertilizers. HortTechnology, 16(1), 39-42.
- Hartz, T. K., Mitchell, J. P., & Giannini, C. (2000). Nitrogen and carbon mineralization dynamics of manures and composts. HortScience, 35(2), 209-212.
- Joardar, J. C., & Rahman, M. M. (2018). Poultry feather waste management and effects on plant growth. International Journal of Recycling of Organic Waste in Agriculture, 7(3), 183-188.
- Kelderer, M., Thalheimer, M., Andreaus, O., Topp, A., Burger, R., & Schiatti, P. (2008). The mineralization of commercial organic fertilizers at 8 C temperature. In Ecofruit-13th International Conference on Cultivation Technique and Phytopathological Problems in Organic Fruit-Growing: Proceedings to the Conference from 18thFebruary to 20th February 2008 at Weinsberg/Germany (pp. 160-166).
- Kyakuwaire, M., Olupot, G., Amoding, A., Nkedi-Kizza, P., & Ateenyi Basamba, T. (2019). How Safe is Chicken Litter for Land Application as an Organic Fertilizer?: A Review. International journal of environmental research and public health, 16(19), 3521.
- Lazicki, P., Geisseler, D., & Lloyd, M. (2020). Nitrogen mineralization from organic amendments is variable but predictable. Journal of Environmental Quality, 49(2), 483-495.
- Li, Z., Schulz, R., & Müller, T. (2009). Short-term nitrogen availability from lupine seed meal as an organic fertilizer is affected by seed quality at low temperatures. Biological Agriculture & Horticulture, 26(4), 337-352.
- Lohr, D., Haas, H. P., Kohlrausch, F., Hauser, B., & Meinken, E. Commercial organic fertilizers with different nitrogen release kinetics for cultivation of pelargonium.
- Mason, J. (2003). Sustainable agriculture. Landlinks Press.
- Masunga, R. H., Uzokwe, V. N., Mlay, P. D., Odeh, I., Singh, A., Buchan, D., & De Neve, S. (2016). Nitrogen mineralization dynamics of different valuable organic amendments commonly used in agriculture. Applied Soil Ecology, 101, 185-193.
- Mikkelsen, R., & Hartz, T. K. (2008). Nitrogen sources for organic crop production. Better crops, 92(4), 16-19.
- Miller, C., Heringa, S., Kim, J., & Jiang, X. (2013). Analyzing indicator microorganisms, antibiotic resistant Escherichia coli, and regrowth potential of foodborne pathogens in various organic fertilizers. Foodborne pathogens and disease, 10(6), 520-527.
- Müller, T., & von Fragstein und Niemsdorff, P. (2006). Organic fertilizers derived from plant materials Part II: Turnover in field trials. Journal of plant nutrition and soil science, 169(2), 265-273.
- Müller, T., & von Fragstein und Niemsdorff, P. (2006). Organic fertilizers derived from plant materials Part I: Turnover in soil at low and moderate temperatures. Journal of Plant Nutrition and Soil Science, 169(2), 255-264.
- Owen, O., Winsor, G. W., & Long, M. I. E. (1953). Laboratory tests on some hoof and horn materials used in horticulture. II.—Materials heat‐treated during processing. Journal of the Science of Food and Agriculture, 4(9), 423-430.
- Owen, O., & Winsor, G. W. (1950). The nitrogen status of soils Part II. The effect of levels of application on the nitrification of some nitrogenous fertilizers. The Journal of Agricultural Science, 40(1-2), 191-197.
- Pekarskas, J., Žibutis, S., Gražulevičienė, V., Grigalavičienė, I., & Mažeika, R. (2015). Cattle Horn Shavings as Slow Release Nitrogen Fertilizer. Polish Journal of Environmental Studies, 24(2).
- Sabahi, H., Rezayan, A. H., Sadeghi, S., & Jamehdor, S. (2014). Study the N turnover of legume seed meals for designing a slow-release nitrogen fertilizer. Communications in soil science and plant analysis, 45(10), 1325-1335.
- Sabahi, H., Schulz, R., Müller, T., & Li, Z. (2009). Nitrogen turnover of legume seed meals as affected by seed meal texture and quality at different temperatures. Archives of Agronomy and Soil Science, 55(6), 671-682.
- Sexton, P., & Jemison, J. (2011). Comparison of soybean, canola, and mustard meals as organic sources of nitrogen for potatoes in northern New England. Crop Management, 10(1), 1-8.
- Sideman, E. (2007). Providing nitrogen to organic crops. Maine Organic Farmers and Gardeners Association Fact Sheet, 8.
- Stadler, C., Von Tucher, S., Schmidhalter, U., Gutser, R., & Heuwinkel, H. (2006). Nitrogen release from plant‐derived and industrially processed organic fertilizers used in organic horticulture. Journal of plant nutrition and soil science, 169(4), 549-556.
- Vandenberge, K., Temmerman, F., , Beeckman, A., & Delanote, L. (2010). Wegwijzer organische handelsmeststoffen. Interprovinciaal Proefcentrum voor de Biologische Teelt vzw (PCBT).
- Van Dijk, W. V., van Dam, A. M., de Ruijter, F. J., van Middelkoop, J. C., & Zwart, K. B. (2005). Onderbouwing N werkingscoëfficiënt overige organische meststoffen. Studie ten behoeve van onderbouwing gebruiksnormen. PPO publicatie, (343).
- Yoshiki, M., Sachie, H., Toshihide, M., & Motoki, K. (2013). Soybean as a nitrogen supplier (pp. 51-60). IntechOpen.
- Žibutis, S., Pekarskas, J., & Česonienė, L. (2012). Effect of horn shaving and horn core powder fertilizers on the dynamics of mineral nitrogen in the soil of organic farm. Ekologija, 58(3).
- Zoccola, M., Montarsolo, A., Mossotti, R., Patrucco, A., & Tonin, C. (2014). Green hydrolysis conversion of wool wastes into organic nitrogen fertilisers. In 2nd international conference on sustainable solid waste management (pp. 1-11).